Moet de docent wel of niet in beeld?
In de Journal of educational Psychology is een artikel gepubliceerd over het beeld van de docent bij weblectures. De schrijvers Kizilcec, Bailenson en Gomez (Stanford University) voerden een grootschalig onderzoek uit. Ze lieten deelnemers van een MOOC steeds kiezen tussen een video met beeld van de docent en een video zonder beeld van de docent. Ze vergeleken de gebruikersaantallen en onderzochten de mate van leren, de moeite en de waardering van de beide varianten.
Talking head; toegevoegde waarde of afleidend?
En wat blijkt: Het merendeel van de deelnemers heeft voorkeur voor een video met beeld van de docent, maar ook een substantieel deel van de deelnemers kijkt liever een video zonder beeld van de docent. Deze laatste groep vindt het beeld overbodig en afleidend.
Voorkeur van de student
Uit voorgaand eye tracking onderzoek van Kizilcec, Papadopoulos& Sritanyaratana (2014) is bekend dat deelnemers die kijken naar een weblecture,41% van de totale kijktijd besteden aan het kijken naar de talking head van de docent. De studie achtte niet bewezen dat de informatie beter beklijft als er een docent in beeld was. De studie toonde wel aan dat de participanten sterke voorkeur hadden voor video met een docent in beeld.
Cognitive load
Volgens de theorie over cognitieve load verwerken studenten informatie door deze in drie verschillende categorieën te plaatsen: intrinsiek, overbodig, relevant. De presentatie van het beeld van de docent is voor sommige studenten relevant en voor anderen overbodig.Met andere woorden: de cognitieve load is hoger met de docent in beeld.
Het onderzoek van Kizilcec, Bailenson en Gomez bestaat uit een longitudinaal observatie onderzoek en een longitudinaal veld experiment.
Longitudinaal observatie onderzoek
Ze onderzochten de voorkeur van deelnemers van een 10 weken durende MOOC. De respons varieerde tussen de 10 en 18%. De MOOC bestond uit 6 video’s per week. In de eerste week lieten ze de deelnemers kennis maken met de twee verschillende video presentaties, één met beeld van de docent de ander zonder. Vanaf week 2 konden de deelnemers steeds kiezen tussen de twee varianten. Deze waren duidelijk gelabeld en er werd een instructie gegeven.
De onderzoekers verwachten dat een meerderheid van de deelnemers zou kiezen voor de video met docent in beeld en dat bleek ook het geval. Namelijk 57% van de deelnemers keek naar de video met beeld van de docent, maar ook een substantieel deel van de deelnemers 35% keek naar de video zonder beeld van de docent. De resterende 8% bekeek beide video’s (N=2951).
Het bleek ook uit te maken welke video het eerst werd aangeboden. Veel deelnemers klikten gewoon op de eerste.Daarnaast werd deelnemers na iedere video gevraagd om aan te geven wat het niveau was van de te leren stof, de moeite die ze deden en waardering. Er bleek een significant verschil te zijn tussen de statistieken over de video’s met beeld van de docent en zonder. Deelnemers die de video’s met beeld van de docenten hadden bekeken dachten meer te leren, ze deden minder moeite en ze gaven gemiddeld een hogere waardering.
Als voorkeur gaf 59% van de deelnemers aan liever te kijken naar de video met beeld van de docent, ten opzichte van 16% die liever zonder beeld van de docent keek. 17% gaf aan het fijn te vinden om zelf te kunnen switchen en 8% had geen voorkeur. Redenen die genoemd werd om zonder beeld van de docent te kijken: overbodig, leidt af. Redenen om met beeld van de docent te kijken: persoonlijker, non-verbale communicatie, oogcontact help om te focussen, verbondenheid voelen met de spreker en in enkele gevallen liplezen.
Longitudinaal veld experiment
In het vervolg onderzoek mochten de deelnemers niet meer zelf kiezen welke video ze bekeken, ze werden ingedeeld in twee groepen: een strategische en een constante groep. De strategische groep kreeg video’s aangeboden waar op strategische momenten het beeld van de docent te zien was, bijvoorbeeld als deze iets wil benadrukken of als de nonverbale communicatie de video versterkte. De constante groep had constant beeld van de docent. Bij alle video’s waren ook vragen opgenomen. Dit experiment werd ook uitgevoerd in een 10 weken durende MOOC. Op het eind van de MOOC maakten alle deelnemers een toets met 104 MC vragen.
De onderzoeksvragen bij dit experiment waren:
- Is de cognitieve load hoger in de strategische of in de constante groep?
- Is de sociale aanwezigheid hoger in de strategische of in de constante groep?
- Zijn de leeropbrengsten hoger in de strategische of in de constante groep?
- Welke groep deelnemers is het meest bereid om een assessment te doen, de strategische of de constante?
Er bleek geen significant verschil in de toets uitslagen tussen de strategische en de constante groep. Deelnemers van de strategische groep rapporteerde slechts 2,5% meer cognitieve load dan de andere groep. Ook rapporteerden ze slechts 2,2% hogere sociale aanwezigheid.
Voorkeur informatie overdracht: verbaal versus visueel
De uitkomsten zijn ook nog gesplitst in deelnemers die aangeven een voorkeur te hebben voor verbale informatieoverdracht en deelnemers die aangeven voorkeur te hebben voor een visuele informatieoverdracht. Er werd een verschil gevonden: De strategische groep met voorkeur voor verbale informatieoverdracht gaf 20% hoger cognitieve load aan dan de constante groep met voorkeur voor verbale kennisoverdracht. Daarbij werd er een relatie gevonden tussen hoge cognitieve load en de lengte van de video: hoe langer de video hoe hoger de cognitieve load.
Voorkeur informatie overdracht en uitval
Omdat er veel uitval is bij MOOCs is ook gekeken naar welke groep de hoogste kans heeft op uitval. Deelnemers met een voorkeur voor verbale kennisoverdracht houden het over het algemeen langer vol in een MOOC, ze hebben 35% meer kans op slagen dan deelnemers met een voorkeur voor visuele informatieoverdracht. De strategische groep met voorkeur voor visuele informatieoverdracht had zelfs 77% kans om uit te vallen.
De onderzoekers komen niet met harde conclusies, ze pleiten voor vervolg onderzoek. Ik denk dat we hieruit kunnen leren dat het beter is om video’s op te nemen met beeld van de docent. De meeste systemen, bijvoorbeeld Mediasite bieden de mogelijk voor de deelnemer om het beeld van de docent uit te zetten of klein te maken. Op die manier kan ieder voor zich beslissen hoe hij/zij het liefst kijkt.
Sanne Gratama van Andel
Universiteit Utrecht
Onderwijskundig adviseur